Geschiedenis van de film


Jullie onderdeel gaat over de geschiedenis van de film. Hoe is de film ontstaan? Wie heeft de eerste uitvinding gedaan?

1. Bekijk de filmpjes die je hier kan vinden en lees de tekst aandachtig.

2. Vul het werkblad in.

3. Controleer met de verbetersleutel.

4. Maak een korte presentatie van jullie onderwerp. Zorg ervoor dat je je klasgenoten de juiste informatie geeft. Zij moeten aan de hand van jullie presentatie het werkblad kunnen invullen.

5. Veel succes! 

De filmgeschiedenis


Hoe is de film ontstaan? 

De film is niet in één dag en zeker niet door één persoon uitgevonden. De uitvinding van het schimmenspel in de tijd van de Oude Grieken is de basis geweest voor alle uitvindingen die nog zouden volgen. Wat is een schimmenspel? Je maakt met je handen een figuurtje en dat hou je in het licht. Dan zie je de schaduw op de muur.

Al voor 1800 begonnen deze uitvindingen, maar het duurde nog 100 jaar voor men van een film kon spreken.

De eerste belangrijke uitvinding om tot een film te komen gebeurde in het midden van de 17e eeuw. Toen vond men de toverlantaarn uit. Daar stak men plaatjes in met tekeningen op. Deze werden belicht en wanneer men het plakkaatje weghaalde kwam de prent tevoorschijn op de muur. Zoals je al hoort zit hierin het principe van het projecteren van een film. (Projecteren wil dus zeggen: de beelden laten zien op een scherm.)


Tegen het einde van de 19e eeuw ontdekte men het principe van de film. Een film bestaat uit heel veel plaatjes. Eén plaatje noemt men een fotogram.  Elk beeldje, plaatje is iets anders dan hetgeen ervoor. Als je die dan snel achter elkaar laat zien, dan zien de hersenen dat als een beweging.

In 1873 kwam Eadweard Muybridge met het eerste bewegende beeld. Muybridge wilde weten hoe dieren bewegen. Hij maakte een reeks foto's van een paard. De foto's werden vlak na elkaar gemaakt door verschillende camera's terwijl het paard ervoor draafde. Daarna toonde hij de foto's snel achter elkaar op een scherm met een speciaal apparaat. Voor het eerst werd er iets dat echt bestaat als een bewegend beeld weergegeven.

In 1874 vond Etienne Jules Marey het fotogeweer uit. Hierbij werd maar één camera gebruikt om in één seconde 12 foto's te nemen. De werking van de camera baseerde hij op een geweer, hij schoot dus foto's.

Dan zijn we in 1877 met Emile Reynaud. Hij deed een grote uitvinding: de praxinoscoop. Het is een trommel waarin stroken papier gestopt moesten worden. Op het papier stonden tekeningen. Als je de trommel ronddraaide, kwamen de prentjes in beweging. In het toestel zit een spiegel en die weerkaatst de beelden, zodat je ze kan zien door het gaatje.

In 1887 vond Thomas Edison de eerste camera met een filmrol uit. Daarvoor werd enkel gewerkt met tekeningen. Nu ging men werken met een filmrol, die later nog beter werd gemaakt. Hij toonde de beelden die hij had gemaakt in een kinetoscoop. Dit is een individuele kijkmachine. Het toonde 40 beelden per seconde. Men gooide er geld in waarna men via een kijkgaatje naar een zeer korte film kon kijken. In de ooglens bovenaan konden ze de vertoning zien. Van welke uitvindingen ken je Thomas Edison nog?

Het nadeel aan zijn kinetoscoop was dat telkens maar één iemand het filmpje konden zien. Zo kwam er de cinématographe van de broers Lumière. Dat was zowel een camera als een projector. In 1895 geven zij de eerste filmvoorstelling op een groot scherm voor een publiek. Nu kon men echt spreken van een film.

De laatste jaren maakten men filmpjes en verbeterden men de cinématographe, zodat men steeds langere films kon tonen.

De eerste twintig jaren in de jaren '90 groeide de filmkunst en werd de film een feit in de wereld. De filmen die men toen draaide, noemde men de stomme film, omdat er geen geluid te horen was. Het was ook in zwart-wit. De scènes, de gespeelde stukken, werden ingeleid door tekst op het scherm. Dit noemden met tussentitels. De film werd begeleid door een pianist, die iedere bioscoop, zoals wij dat nu de cinema noemen, in dienst had. Wie kent er een groot acteur van de stomme film?

Tijdens de jaren '20 zocht men naar manieren om geluid mee te laten afspelen met de beelden. Men nam het geluid op op een plaat. Wanneer men een film toonde, zette men ook de platenspeler op. Het was een kunst om deze gelijk te laten lopen. Later werd het geluid op een geluidsspoor opgenomen op de filmstrook. De camera nam dus rechtstreeks het geluid op. Eerst was men tegen, maar na "The jazz singer" in 1927, een kaskraker, was men voor het idee gewonnen. Het was een film met enkele stukken geluid, maar voor de rest was het nog een stomme film.

De eerste volledige geluidsfilm kwam in 1929 met "Blackmail" een film van de bekende regisseur Alfred Hitchcock. De geluidsfilm was geboren.

De geluidsfilm betekent voor ons een grote vooruitgang, maar voor de meeste acteurs uit de stomme film betekende dit een achteruitgang. Zo was er een heel beroemde acteur van de stomme film, die werkloos werd, omdat hij een piepstem had en de mensen hem uitlachten.

Tijdens de jaren '30 begon te experimenteren met kleuren. De eerste kleurenfilm was heel duur en vooral tijdrovend. Men had eerst de zwart-witte film en die kleurde men dan met de hand in. Deze techniek werd snel van de baan geschoven. Een nieuwe techniek werd uitgevonden, technicolor. Een technicolor-camera had drie filmstroken: een rode, een groene en een blauwe. Dit zijn de primaire kleuren, met die kleuren kan je alle andere kleuren maken. Deze drie rollen werden na het afdrukken samengeperst en zo kreeg je een kleurenfilm. In 1937 verscheen de eerste kleurenfilm in technicolor, "Sneeuwwitje en de zeven dwergen", een tekenfilm.


In 1939 verscheen de eerste gewone film in technicolor, "Gone with the wind". Een echte kaskraker. De film is heel bekend en wordt veel gezien en brengt zo zeer veel geld op.

Technicolor was heel duur, want men had drie keer zoveel filmrol nodig. Pas eind jaren '50 werden de kleuren op één filmstrook gezet. Er was dus ook een lange overgang naar de kleurenfilm. Eind jaren '50 was nog meer dan de helft van de films in zwart-wit. Na al deze uitvindingen zijn we gekomen tot onze huidige camera en onze huidige filmprojector. Onze kleurenfilms zijn nu in een verbeterde vorm van technicolor. 

Martin Scorsese over de beginjaren


Gebroeders Lumière

Auguste en Louis Lumière maakten honderden films die elk slechts enkele minuten duurden, maar toch vind ik ze heerlijk om naar te kijken. Het is alsof de films willen zeggen: "Kijk eens wat we hebben uitgevonden, is dit niet geweldig?" Hoe moet het gevoeld hebben om de eerste filmmaker te zijn? Om voor het eerst de bewegingen van een baby op de schoot van zijn ouders vast te leggen? Of de bewegingen van arbeiders die een fabriek verlaten, van een trein die het station binnenrijdt? En als je deze films bekijkt, lijk je er echt bij te zijn, terug in het prille begin. De gebroeders Lumière dachten dat film een leuk nieuwtje was, iets van voorbijgaande aard, maar wat ze eigenlijk hadden gecreëerd was een heel nieuwe manier om de wereld te ervaren en te interpreteren - een nieuwe kunstvorm.

Georges Méliès

Bewegingen (motion) en gevoelens (emotion) behoorden toen al tot de kern van cinema. Maar George Méliès heeft er het laatste belangrijkste element aan toegevoegd: magie. Méliès was (niet toevallig) een goochelaar, en hij zag de film als iets wat hij kon gebruiken tijdens zijn goochelshows. Hij voegde de daad bij het woord en het medium film zou nooit meer hetzelfde zijn. De gebroeders Lumière toonden de wereld zoals we die kenden, en Méliès toonden de wereld van onze verbeelding, met fantasievolle reizen, verdwijntrucs en transformaties.

De Fransen hebben altijd een speciale band met de filmgeschiedenis gehad, en de geschiedenis van de Franse film is er één vol meesterwerken. Maar het begon allemaal met de gebroeders Lumi- ère en met Georges Méliès. Iedereen die tegenwoordig films maakt staat bij hen in het krijt.

©2016 Martijn Richter. Arena 255, Amsterdam, 1213 NW
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin